Florrie, met de feeënvingers

Londen, 1920. Ze zijn met veertig. Dievegges, moordenaressen, kidnapsters, overvalsters, hoerenmadammen ... Ze komen uit verschillende geledingen van de maatschappij, ze maken van de misdaad hun zaak en ze verenigen zich voor meer efficiëntie. Wanneer Florrie 'Feeënvingers', een jonge zakkenrolster met talent, erbij komt, blijkt de organisatie fragiel te zijn en de samenhang dreigt uiteen te vallen. Maar het is een slecht moment voor een interne strijd, want de 'Olifanten' moeten een alsmaar doeltreffender politiemacht en een rivaliserende, opnieuw samengestelde gangsterbende van mannen die vastberaden zijn hun grondgebied weer in te pikken, het hoofd bieden.